Home »Welzijn » Fantasievriendjes
Als kinderen een jaar of drie zijn, bedenken ze soms een vriendje of vriendinnetje dat niet bestaat. Niet omdat ze dat de schuld willen geven van alles wat fout gaat. Maar gewoon, om zich een beetje sterker te voelen.
‘Mireille, heb jij die wc-rol helemaal nat gemaakt?’ vraagt leidster Anita. ‘Heeft Robbie gedaan”, zegt Mireille zonder van haar werkje op te kijken. De leidster denkt: Robbie? Het is pas haar tweede dag in deze groep. Van een Robbie heeft ze nog niet gehoord. ‘Die bestaat niet eens echt’, zegt Jacky, die naast Mireille zit. Mireille kijkt haar minachtend aan. ‘Jij bent stom’. Daardoor gaat bij Anita een lichtje branden: “Robbie is kennelijk een fantasievriendje. Tegen Mireille zegt ze:
Óh, Robbie is een vriendje van jou alléén. Maar dan moet je wel tegen hem zeggen dat hij niet meer zo moet knoeien in de wc.’ ÓK’, zegt Mireille. Soms lijkt het of een kind zo’n vriendje misbruikt om ergens onderuit te komen. Maar dat negatieve is schijn. Fantasievriendjes hebben voor kinderen een belangrijke, positieve betekenis.
Kinderen van een jaar of drie draaien al aardig mee in de wereld en kunnen al van alles en nog wat een beetje zelf. Maar ze kunnen en begrijpen nog lang niet alles. Daardoor kunnen ze zich soms wat hulpeloos voelen. En sommige kinderen vinden daar wat op. Ze fantaseren een kameraadje dat alles net iets beter kan en weet dan zij zelf. Samen staan ze sterker tegenover de grote mensen. Het is wel te vergelijken met de knuffel die vooral in vreemde situaties mee moet als steuntje in de rug. Er zijn kinderen die een stapje verder gaan en een echt kind voor zichzelf fantaseren. Het zit zogenaamd naast hen aan tafel, ligt naast hen in bed en ze spelen ook wel samen spelletjes. Als Tobias thuis geen zin heeft om te eten, zegt hij, wijzend naar de lege stoel naast hem: ‘Tommie heeft wel honger’. Met andere woorden: geef hém maar, ik wil niet.
Zo’n fantasievriendje kan ook met een omweg helpen bij de gewetensvorming. Mireille schaamt zich dat ze de wc-rol in de pot heeft laten vallen. Maar het is nog te moeilijk voor haar om dat toe te geven. Via Robbie is dat makkelijker. Robbie is een soort tussenpersoon op weg naar wat je zwaarwichtig ‘eigen verantwoordelijkheid’ zou kunnen noemen.
Sociaal
Om een fantasievriendje te bedenken moet je wel een jaar of drie zijn, want je moet een bepaalde woordenschat hebben om met en over hem of haar te praten. Het zijn naar verhouding wat vaker enig of oudste kinderen, zodat het lijkt of ze juist thuis behoeft hebben aan een ‘gesprekspartner’.
Maar een kind verzint het niet omdat het buitenshuis geen echte vriendjes heeft. Het is over het algemeen juist sociaal ingesteld.
En het is ook in andere opzichten vaak creatief. Bij het karakter van het fantasievriendje knopen kinderen meestal aan bij iets wat ze hebben gehoord. Zo heeft Mireille doorgefantaseerd op Robbie, het Eskimojongetje uit een oud prentenboekje waaruit haar oma haar een keer heeft voorlas.
Fantasievriendjes en –vriendinnetjes verdwijnen vanzelf als ze niet meer nodig zijn. Zo met een jaar of zeven. Sommige kinderen gaan ermee door, maar dan verzinnen ze er een hele wereld omheen. Gewoon omdat ze een grote fantasie hebben en plezier beleven aan het bedenken van verhalen.
Boektip: