Buiten Spelen en Bewegen | Opvoedingspunt

Blog > Gezondheid > Buiten Spelen en Bewegen Buiten Spelen en Bewegen

Geef je peuter elke dag de kans om actief te bewegen, liefst meerder keren per dag. Je peuter kan zelf heel goed aangeven wanneer hij moe is. Peuters kunnen niet teveel in actie zijn.

Je peuter doet vanuit zichzelf geen dingen die hij (nog) niet kan, laat je peuter dus zijn gang gaan en wees niet te bang als hij op een muurtje wil klimmen, het klimrek in wil of zelf de trap van de glijbaan op wil.

Daag je peuter uit door een uitdagende omgeving te maken. Maak een ruimte met obstakels zoals; heuveltjes (een poef, matras, kussens), tunneltjes (tent van lakens, kruiptunnel, grote doos) of klautermogelijkheden (liggende stoel, ronde kussens).

Beperk je peuter niet door hem altijd in de wandelwagen te zetten, laat hem vaker zelf lopen.

Traplopen kan je peuter al snel alleen, til je peuter niet altijd op maar begeleid hem bij het oefenen. Laat hem proberen maar blijf wel steeds in de buurt.

Vallen hoeft niet erg te zijn, van vallen leert je peuter ook. “Gun” je kindje daarom de ervaring van het vallen!

Beweegspelletjes buiten

Buiten heeft je peuter de ruimte om te rennen en uit te razen. Buitenlucht is gezond. Ga daarom zoveel mogelijk naar buiten ook bij slechter weer. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel buiten spelen minder vaak ziek zijn.

Buiten kun je veel spelletjes en bewegingsactiviteiten doen met je kind. Denk bijvoorbeeld eens aan:

(Leren) fietsen
Steppen
Hoepelen
Flessenspel: Neem allebei een lege frisdrankfles en vul deze met water. Ga tegenover elkaar staan (bepaal zelf de afstand: bij jongere kinderen maak je de afstand kleiner). Probeer met een bal de fles van de ander om te gooien. Als je fles omvalt moet je eerst de bal weer pakken voordat je de fles rechtop zet. Wie zijn fles is als eerste leeg?
Balspelletjes: Overgooien, badminton, bal en racket, scoops, spelen met een strandbal of ballon, voetballen.
Speurtochtje: Met stoepkrijt kun je een klein speurtochtje uitzetten.
Spelen met klein materiaal: Pittenzakjes, lege flessen, bierviltjes, knijpers, lege dozen.
Annemaria koekkoek (buiten en binnen mogelijk): Ga minstens acht stappen uit elkaar staan. Jij staat met je rug naar je peuter toe. Je zegt de woorden Annemaria koekkoek in verschillende tempo’s. Heel snel of juist heel langzaam. Terwijl jij de woorden zegt en naar voren kijkt mag je peuter naar jouw toe komen stappen. Maar als jij koekkoek hebt gezegd dan kijk je snel om. Zie je je peuter nog bewegen dan moet hij overnieuw beginnen. Je peuter moet proberen om stil te staan voordat jij omkijkt. De bedoeling is dat je peuter jouw kan aantikken zonder dat jij hem hebt zien bewegen.
Variatie: laat je peuter eens proberen om de rol van Annemaria koekkoek te spelen.
Moeder hoe laat is het (buiten en binnen mogelijk): Ga minstens acht stappen uit elkaar staan. Jij staat met je gezicht naar je peuter toe. Je peuter vraagt “moeder hoe laat is het?”. Jij antwoordt dan met een getal (uur) te noemen tussen de 1 en de 12, bijvoorbeeld: “het is 5 uur”. Je peuter mag dan 5 stappen naar voren gaan. Dit kan je verschillende keren spelen. Maar antwoord jij BEDTIJD op zijn vraag dan mag je hem gaan vangen. De bedoeling is dat je peuter jouw kan aantikken voordat dat jij hem hebt kunnen vangen. Variatie: laat je peuter eens proberen om de rol van moeder te spelen

Boektip:

Tags