Balspelletjes – Opvoedingspunt

Home »Ontwikkeling » Balspelletjes Balspelletjes

Ontwikkeling

Bal doorgeven

De groep wordt verdeeld in 2 even grote partijen. De kinderen gaan in een rij achter elkaar staan. De eerste van elke rij krijgt een bal. Op een teken van de leerkracht geven de kinderen de bal om en om boven het hoofd en tussen de benen door naar het laatste kind. Als het laatste kind de bal heeft loopt het naar voren. Deze geeft dan weer opnieuw de bal door. Het spel gaat door totdat het eerste kind weer vooraan staat. Het team dat als eerste klaar is wint.

Ballenboel

Verdeel de kinderen in twee teams en geeft ze evenveel ballen die achter een lijn worden gelegd. De kinderen van beide teams moeten alle ballen zo snel mogelijk naar de overkant brengen. Ze lopen om de beurt met een aantal ballen naar de eindstreep. Ze mogen zoveel ballen meenemen als ze kunnen. Maar wanneer er één bal valt, moeten ze alle ballen weer terugbrengen naar de startlijn. Teveel ballen in één keer meenemen, is dus niet altijd een goed idee.

Ballenbingo

Alle kinderen krijgen een tennisbal met daarop een nummer. De kinderen onthouden hun nummer en alle ballen worden verzameld. Alle ballen worden de zaal ingegooid. De kinderen proberen hun eigen bal te vinden. Als ze die gevonden hebben roepen ze ‘bingo!’ en gaan ze bij de leerkracht staan. Vinden ze een andere bal dan mogen ze die onderhands weg rollen. Gebruik eventueel pingpongballen. Deze mogen hoog en bovenhands weggegooid worden.

Ballenregen

De zaal wordt in tweeën gedeeld d.m.v. banken. De groep wordt over de twee vakken verdeeld en aan beide kanten is een gelijk aantal ballen (minstens 1 bal voor 1 kind maar liever meer). Op een teken van de leerkracht gooien de kinderen de ballen in het vak van de andere groep. Elk kind mag maar 1 bal tegelijk gooien. Als er gefloten wordt moeten alle kinderen stoppen met gooien. De groep met de minste ballen in het vak wint. Variatiant: Laat de kinderen de bal met een stuit naar het andere vak gooien. Dit voorkomt ook grotendeels dat kinderen een bal hard tegen zich aan krijgen.

Blokjesvoetbal

Ieder kind moet zijn eigen blok of pion bewaken en probeert die van de andere kinderen omver te schoppen. Het kind waarvan de blok/pion als laatste nog overeind staat, heeft gewonnen.

Busjeskruit

Busjekruit is een soort verstoppertje, dat wordt gespeeld met een bal. De bal wordt vanaf een bepaalde plaats (de buut) zover mogelijk weggetrapt. Dit wegtrappen van de bal vervangt het gebruikelijke tellen bij het normale verstoppertje. Degene die ‘hem’ is, moet de bal ophalen. Als hij de bal in de hand heeft moet hij de bal terugbrengen naar de buut en mag hij de anderen gaan zoeken. Om te voorkomen dat hij ziet waar de anderen zich verstoppen, moet hij achteruit teruglopen, of vooruit met de ogen naar de grond gericht.

Als hij iemand heeft gevonden, dan moet hij naar de buut toegaan en hem daar ‘aftikken’ door ‘Buut Jesse’ roepen. Als je verstopt zit en je ziet de zoeker ver van de buut afgaan, mag je ook tevoorschijn komen en jezelf ‘vrij’ “buten”. Als iedereen zich vrij buut, dan is in de volgende ronde de zoeker hetzelfde.

De zoeker is ook hetzelfde in de volgende ronde als de laatste persoon die nog niet gevonden is, zichzelf en ook de anderen vrijbuut die al afgetikt waren door de zoeker: het zogenaamde ‘balletjetrap’. Per zoeker/spel mag er maar maximaal 3 keer achtereen ‘balletjetrap’ worden toegepast.

Wordt er geen ‘balletjetrap’ toegepast, dan is degene die als eerste door de zoeker is afgetikt, de volgende zoeker. In het Antwerpse staat het spel bekend als “buske-stamp”

Ballontrappen

Elk kind krijgt een ballon aan een touwtje om zijn enkel. Na het startsein probeert de kinderen de ballonnen van elkaar stuk te trappen en zijn eigen ballon heel te houden. Degene waarvan de ballon geklapt is, gaat naar de kant en kijkt mee of alles eerlijk gaat.

Flesjesvoetbal

Speelveld: Veld dat groot genoeg is voor het aantal kinderen, op een vlakke ondergrond.

Opstelling: Alle deelnemers staan in een grote kring en hebben een fles (bijvoorbeeld een frisdrankfles) gevuld met water en zonder dop voor zich op de grond staan. Er wordt gespeeld met een voetbal.

Doel: Zoveel mogelijk water in je fles houden door te zorgen dat de rest hem niet om kan schoppen met de bal, terwijl je ondertussen de flessen van de anderen met de bal probeert om te schieten.

Spelregels: Wanneer iemands fles omgeschopt is moet diegene zo snel mogelijk de bal halen. Pas wanneer hij de bal heeft (de rest mag hierbij niet tegenwerken) mag hij de fles weer rechtop zetten. Als je fles leeg is ben je af.

Fopbal

De kinderen staan in een kring met de handen achter hun rug. De leerkracht (of een leerling) staat in het midden. De leerkracht gooit de bal rustig naar een willekeurig kind. Als het kind de bal vangt en terug gooit dan mag het blijven staan, de handen gaan weer op de rug. Valt de bal op de grond dan is het kind af en moet het gaan zitten. Soms fopt de leerkracht een kind door te doen alsof het gooit. Wanneer de handen van het kind voor de leerkracht zichtbaar worden is het kind af en moet het gaan zitten. Het spel gaat door totdat er 1 kind overblijft. Evt. kan dit kind dan in het midden staan bij het volgende spel.

Hoepelbal

Twee partijen spelen tegen elkaar. Van elke partij staat er aan weerszijden van het veld één kind met een hoepel op een mat. De kinderen in het veld proberen de bal door de hoepel te gooien. Ze mogen overspelen maar niet lopen met de bal. De andere partij probeert de bal wanneer deze wordt overgegooid te onderscheppen. Als een kind scoort ruilt het met het kind dat op de mat staat.

Ik verklaar de oorlog aan…

Iemand gooit de bal omhoog en roept: “Ik verklaar de oorlog aan (naam kind =vijand)”. De andere kinderen rennen weg en de vijand moet zo snel mogelijk de bal pakken en “stop” roepen. Iedereen moet dan stil blijven staan. De vijand mag nu drie stappen doen en probeert iemand met de bal te raken. Wanneer hij erin slaagt, dan verklaart hij de oorlog aan een ander, en begint het spel opnieuw.

Jagerbal

Opstelling: 2 spelers (de jagers) hebben 1 grote zachte bal en staan in een hoek van het speelveld. De andere spelers staan verspreid in het veld.

Doel: Door middel van overspelen moeten de jagers de overige spelers raken. Dit raken gebeurt door ze direct met de bal te raken. De spelers moeten de bal ontwijken, zij mogen de bal op geen enkele wijze aanraken. Voor elke geraakte speler krijgen de jagers een punt, de spelers die geraakt zijn blijven in het spel. Hoeveel punten hebben de jagers na een halve minuut?

Spelregels: De jagers mogen niet lopen met de bal en niet dribbelen. Snel samenspel levert de meeste kans op een treffer op.

Krabbenbal

Voetbal waarbij de spelers op handen en voeten in krab-positie (billen omlaag) zich voortbewegen. Geprobeerd moet worden de strandbal in het doel van de tegenstander te krijgen. De bal mag niet met de handen worden aangeraakt. Raakt de ballon buiten het speelveld dan werpt de scheidsrechter deze in.

Lummelen

De kinderen staan in een kring. 1 kind staat in het midden. De kinderen gooien de bal naar elkaar over en het kind in het midden probeert de bal te onderscheppen. Lukt dit dan gaat het kind dat de bal gooide in het midden staan. Varianten:

Met tikken: het kind dat in het midden staat mag een kind dat de bal vast heeft ook tikken. Als dat lukt dan moet het getikte kind in het midden staan. De bal wordt overgerold in plaats van gegooid.

Muurbal

Een muur waartegen met een bal kan worden gespeeld zonder dat de mensen die erachter zitten woedend worden, is een prachtige speelplaats.

Worp met de hand. De bal met de rechterhand tegen de muur gooien, eenmaal in de handen klappen en hem met beide handen weer opvangen. De bal opgooien, eenmaal in de rondte draaien en hem weer vangen. Met de rug naar de muur gaan staan, de bal over het hoofd gooien, zich omdraaien en hem opvangen.
Balspel met de voet. De bal tegen de muur schieten en hem als hij terugstuit met de rechter-, vervolgens met de linkervoet ‘stoppen’. De bal tegen de muur schieten, hem beurtelings met de rechter- en met de linkervoet opvangen en weer tegen de muur schieten. De bal, afwisselend met de rechtervoet en met het hoofd, hoog tegen de muur schieten en koppen.

Omgooien

Vul limonadeflessen met water en geef aan ieder kind een fles. Laat de kinderen een plekje zoeken waar ze de fles neerzetten. Met een bal moeten ze proberen de fles van de ander om te gooien en tegelijkertijd hun eigen fles beschermen. Als de fles omvalt, moet je snel weer de fles overeind zetten voor de fles helemaal leegloopt. Het gaat erom wie het langst water in zijn fles kan houden.

Schop de bal

Er zijn twee tikkers. Als je getikt bent, moet je op een centrale plaats gaan staan. Je kunt de hele groep bevrijden door tegen de bal aan te schoppen. Deze bal ligt op een van tevoren bepalen plaats. De tikkers moeten drie meter van de bal blijven.

Stuiterbal

De kinderen staan in een rij tegenover een muur.De voorste gooit de stuiterbal tegen de muur en zorgt ervoor dat de bal door de benen gaat.De anderen gaan ook allemaal met de benen gespreid staan zodat de laatste in de rij de bal kan vangen, dan is hij/zij af. krijgt iemand in de rij de ba l tegen de ben is ook af! wie er overblijft op het eind heeft gewonnen.
(wie er gegooid heeft stuit daarna achteraan en moet dan vangen. Zo schuift iedereen dan automatisch naar voren)

Tienbal

Twee ploegen staan verspreid in het veld.
Het is de bedoeling dat een ploeg de bal 10 keer zonder onderbreking bij haar eigen spelers kan laten passeren, zonder dat de bal valt, of in de handen van de tegenpartij komt. Als speler B de bal van speler A opvangt, dan mag hij die niet terug naar A gooien.
Er mag niet gelopen worden met de bal in de hand. Men mag ook niet de bal uit de handen slaan. Doorgeven is verboden.
Als de bal valt of in de handen van de tegenpartij terechtkomt, dan herbegint het tellen vanaf nul.

Variaties :
– De spelers van elke ploeg worden per twee aan elkaar gebonden.
– Elke ploeg duidt één van haar spelers als joker aan. Bij “10” moet de bal door de joker opgevangen worden, zoniet herbegint het tellen vanaf nul.

Trefbal

Doel: Alle spelers van de tegenpartij afgooien.
Spelregels: Je bent af als de tegenstander je raakt met de bal, zonder dat de bal ondertussen de grond, muur of een andere speler geraakt heeft. Als je hoofd als eerste geraakt wordt ben je niet af. Als je de bal vangt dan is degene die de bal gegooid heeft af.

Boektip: Rust en ontspanning met spelletjes

Relevante Artikelen

Tags